Om door de stad te wandelen en te dansen, dragen de leden van Le Réveil Ardennais de zondagse kostuums van hun ouders en grootouders.
De vrouwen dragen weer de witte katoenen onderrokken (lu cotrê d’dintèle) en de rok van tiretaine (lu cotrê). Ze dragen de blouse met basque en het zakje (lu tahe), ze hebben het zwarte satijnen schort om hun heupen geknoopt (lu neûr vantrin). Ze dragen zwarte kousen (lès hôtès neûrès tchâsses) en hebben de hoge laarsjes aangetrokken (lès hôts solés). Over hun schouders hebben ze de sjaal geworpen (lu châle ou norèt d’linne) en ze hebben zich gekleed met de strohoed met bavolet (lu barada).
De mannen hebben de zwarte broek aangetrokken en de geplooide kiel (lu pleûté saro) van chertin, waarvan uit de zak een grote rode zakdoek met stippen tevoorschijn komt (lu norèt peût’lé), die men doordeweeks om de nek knoopt (lu norèt d’hatrê). Op hun hoofd dragen ze de zwarte zijden pet (lu calote du sôye). Ze hebben glimmende zwarte leren schoenen aan (lès hôts solés).